Skip to main content

Ooievaar

De Rhenoyse Ooievaar oftewel Ciconia ciconia Rhenoyensis :)

Al heel lang zijn er ‘s-zomers ooievaars in Rhenoy. Een aantal jaren geleden is een nieuw nest gebouwd op het weitje midden in het dorp wat sindsdien jaarlijks “in gebruik” is.

In Rhenoy woonde van 1756 tot 1759 in de achttiende eeuw een beroemde dominee, Johannes Florentius Martinet (1729-1795). Naast dominee was hij eveneens natuurkundig historicus, schrijver en pedagoog.

Hij is de schrijver van de vierdelige “Katechismus der Natuur” uit 1777-1779. Hierin beschrijft hij onder andere de ooievaar, “waarlijk een schoone vogel, deftig in zijn gang”. Bij hem in de “hof” lopen er regelmatig twee, deze “hof” is in Rhenoy waar hij dan als predikant werkt.

Martinet

De ooievaars waren in die tijd van midden februari tot midden augustus in het land. Waar ze overwinterden was destijds nog niet bekend, men vermoedde India. Dit omdat er ooit in de Betuwe een ooievaar gevonden is met een afgebroken pijl, die volgens zijn tijdgenoten iets met India te maken zou hebben.

In zijn boek beschrijft ds. Martinet hoe hij destijds in Rhenoy een jonge ooievaar als huisdier in zijn tuin hield. Hij had deze van het nest op de kerk weg laten halen en gekortwiekt. De winter is een probleem voor de vogel, hij kan, gekortwiekt, niet naar het zuiden trekken maar blijft bij het huis van Martinet. Martinet leert hem brood eten aangezien in de winter de kikkers en ander ongedierte verdwenen zijn. ’s-Avonds laat hij de ooievaar in zijn stal en leert hem onder het hooi te kruipen tegen de kou.

Bij afwezigheid van Martinet gaat het fout, zijn huisgenote vergeet de vogel ’s-avonds binnen te laten en deze overleeft dat niet (de ooievaar). Martinet doet het jaar daarop een tweede poging maar ook deze keer doet de felle kou de ooievaar de das om. De huisgenote was blijkbaar toch niet de oorzaak.

Biologie & Folklore

De ooievaar (Ciconia ciconia) is een trekvogel die jaarlijks broedt in onze contreien en overwintert in Afrika ten zuiden van de Sahara of in India.

Gedurende de middeleeuwen profiteerde de vogel van menselijke activiteiten omdat toen veel bossen werden gekapt. Als vleeseter werd het daardoor voor de ooievaar makkelijker om prooien te vangen.
Door veranderingen in de landbouw en de industrialisatie in de 19e en 20e eeuw liep echter het aantal ooievaars drastisch terug.

In delen van Europa zijn ze zelfs op enig moment helemaal verdwenen. Dankzij herintroductie en beschermingsmaatregelen zijn ze inmiddels veelal weer terug. Zo werd in 1969 vanuit het ooievaarsdorp in Groot-Ammers een succesvol fokprogramma gestart. Daarna zijn op diverse plaatsen in Nederland ooievaarsstations gestart. In onze regio in Herwijnen (1979) Ommeren en Rossum. In 2008 waren er in Nederland alweer zo’n 700 paren.

Een ooievaar wordt 0,95 tot 1,10m groot, de vleugelspanwijdte is 195 tot 225 cm en het gewicht varieert van 2,3 tot 4,4 kg. Op het menu staat vooral kikkers en grote insecten, daarnaast worden ook jonge vogels, hagedissen en knaagdieren verorberd.

Voor de vogeltrek legt de ooievaar vele duizenden kilometers af naar de overwinteringsgebieden in voornamelijk Afrika. Om te vliegen maakt hij/zij gebruik van thermiek.

Aangezien deze zich niet vormt boven open water vermijdt de ooievaar de oversteek over de Middellandse Zee maar vliegt een oostelijke route via de Levant of westelijk via Spanje en de straat van Gibraltar. Een klein aantal ooievaars verkiest inmiddels om niet meer trekken maar hier te lande te overwinteren.

In folklore en tradities van de Lage Landen komt de ooievaar regelmatig voorbij. De belangrijkste rol die de ooievaar vertolkt is die van brenger van geluk en nieuw leven. Zo wordt wijd en zijd verkondigd dat baby’s door de ooievaar gebracht worden. Is ooievaarskuitenvet een prima middel wat helaas nog steeds niet verkrijgbaar is. Komt de ooievaar voor in diverse stadswapens, o.a. dat van Den Haag en staat op het insigne voor kraamverpleegsters. De Romeinen zagen de ooievaar al als symbool van trouw aan het eerbiedwaardige.

Likeur